Ouders, daar kun je beter soep van koken

Je kunt als muziekdocent filosoferen over muziekles en welke prachtige ontwikkelingen dit te weeg kan brengen bij een kind maar voordat er überhaupt een ontwikkeling plaatsvindt is een groot deel van je tijd en energie al opgeslokt door randverschijnselen: roosters (Rubik’s cube), WiFi (haperend), koffiemuntjes (kwijt), huiswerkschriften (vergeten) en het contact met… ouders! Hoog tijd om deze kant van de lespraktijk eens te belichten, al is het maar omdat ouders in de meeste gevallen de geldschieters zijn van het ‘project muziekles’. Je kunt ze dus maar beter tevreden houden, of is het meer dan dat?

Het contact met ouders begint al in de gratis proefles. Een (hele foute) tip van mijn drumcollega op de muziekschool: Laat tijdens de proefles in een bijzin even de leeftijd van de aanwezige moeder vallen. Je noemt natuurlijk niet de echte leeftijd maar schat die 5 tot 10 jaar jonger in. 90% kans dat je er een leerling bij hebt.

En als Pietje dan eenmaal op les zit, kom je erachter dat er ouders zijn in soorten en maten. Ik zet de verschillende ouders even op een (verre van volledig) rijtje zodat je ze in het vervolg herkent wanneer een van hen je lespraktijk binnenwandelt.

De ouder die iets te vaak komt kijken in de les

“Ik moest van vader elke dag oefenen in de vakantie!” zegt Pietje in de eerste les na de Kerstvakantie. ‘Zielig!’ denk ik dan. Papa of mama heeft zelf geen muzikale achtergrond en dat steekt nog steeds een beetje. Daarom moet Pietje iedere dag drie kwartier oefenen en komt papa of mama vaak kijken (of controleren?) in de les.

De twee maten ouder

Deze ouder vindt het belangrijk dat zoon of dochter plezier heeft in muziekles, maar vindt tegelijkertijd dat er stevig geoefend moet worden, ook al is zoon of dochter pas 7 jaar. Je legt de ouder uit dat er voor het oefenen bij jonge kinderen een grote rol voor hem- of haarzelf is weggelegd. Jongetjes en meisjes van 7 vinden gestructureerd oefenen en problemen isoleren nog wat lastig. Ze kunnen daar thuis best wat hulp bij gebruiken.

Vraag je aan Pietje in de les of het oefenen een beetje gelukt is? Dan is het antwoord nogal eens, ‘Nee want papa en mama hadden geen tijd om me te helpen.’ Deze ouder oefent in het begin fanatiek met zoon/dochter mee maar wordt in de regel al na een aantal weken ingehaald door zoon of dochter.

Dan heb je nog de spookouder (Alleen omdat de les betaald wordt, weet je dat hij of zij moet bestaan. Verder ontbreekt ieder teken van leven.) en de boekh(ouder) (Hoor je nooit over de inhoud van de les of de vooruitgang van het kind, maar o wee als de les eens per ongeluk een minuut eerder afgelopen is. Ook voor die ene minuut is betaald!)

In bovenstaande gevallen is het motto van Madelief uit de boeken van Guus Kuijer van toepassing: ‘Grote mensen, daar kun je beter soep van koken.’ Is het dan niets dan ellende? Nee, natuurlijk niet. Gelukkig word je van het overgrote deel van de ouders wel blij.

De ouder met het engelengeduld

verliefdopjemoederPietje (geen familie) gaat binnenkort examen doen maar Pietje is wat snel afgeleid. In voorbereiding op zijn examen oefenen we etude nr’s. A1 tot en met A3. Waar was ik? De A1 loopt van Hengelo naar Amsterdam, de A2 van Amsterdam naar Maastricht en de A3 is er nooit gekomen. Een interessant gegeven! Even googelen hoe het zit. Wat een leuke drumles! A3 is trouwens ook de naam van mijn oom. Och, is de les nu alweer voorbij?

Goddank heeft Pietje zijn concentratieboog niet geërfd van zijn moeder. Moeder oefent iedere dag trouw samen met zoon zodat er toch nog wat gebeurt. Ze schrijft vaak hele verhalen in het huiswerkschrift over wat er deze week wel en niet is gelukt. Zonder moeder was de muzikale carrière van Pietje een vroegtijdig einde gestorven.

De lamawaaie ouder

Weer een ander Pietje zit nu al een tijdje op les maar komt geen stap vooruit. ik maak me enigszins zorgen. Wat moeten de ouders wel niet denken? Wanneer ik de vooruitgang voorzichtig eens ter sprake breng, zegt moeder: ‘Ja, maar Pietje hoeft van ons niet te oefenen als hij geen zin heeft. Hij is net 6 (Ohja, dat was ik even vergeten.) en hij moet op school al zo veel! Pietje is een dromer. Hij zag Guus Meeuwis op TV en toen wilde hij op drumles. ‘Is goed!’, hebben wij toen gezegd.’ Vervolgens heb ik met Pietje de rest van het seizoen gesubsidieerd en wel ‘Het dondert en het bliksemt’ gespeeld. Waanzinnige tijd gehad. Pietje heeft een moeder die de muziekdocent even met beide benen op de grond zet. Waar gaat het nou om in het leven? Vooruitgang is tenslotte ook maar een westers begrip.

Wat ik wil zeggen

assumptionOm een lang verhaal nog langer te maken: het kan geen kwaad om af en toe eens met ouders van gedachten te wisselen over de verwachtingen die men van de muziekles heeft. Die zijn soms heel anders dan je veronderstelde. Heel hard vooruitgaan? Plezier? Muziekexamen? Iedere week even gezellig muziek maken of naar het conservatorium? Metal of iedere les Elly en Rikkert meespelen? Ik denk dat je het als docent allemaal moet willen en kunnen bieden. Ga vooral mee met de wensen van ouder en kind.

Het wordt eigenlijk pas een probleem wanneer de verwachtingen van ouder en kind uiteen lopen. Ziet de ouder in het kind de virtuoze muzikant die hij/zij zelf nooit was maar komt het kind zelf in de eerste plaats naar de drumles om moppen te tappen? In zo’n geval kies ik de kant van het kind en ga ik richting de ouder House of Cards-achtige verteltechnieken niet uit de weg. In bemoeienis van ouders, anders dan een positieve, geloof ik niet zo. Ieder kind dat op les komt is in den beginne intrinsiek gemotiveerd en het is de kunst dat zo te houden. Hameren op meer oefenen heeft alleen op de korte termijn effect en pakt het eigenlijke probleem (inspiratie) niet aan. Ouders kunnen daarbij helpen door positief te stimuleren en af en toe te helpen bij het thuis oefenen.

De ouders van mijn drumleerlingen hebben allemaal een mooie Mickey Mouse sticker in hun denkbeeldige huiswerkschriftje verdiend. Ik heb namelijk te maken met het soort ouder dat niet in de stress schiet wanneer zoon of dochter op een goede dag aan de eettafel aankondigt dat hij/zij op drumles wil. Zolang er ouders zijn die, nadat ze de hap boerenkool die even was blijven steken hebben doorgeslikt, zeggen ‘Wat leuk!’, en vol goede moed dit avontuur samen met hun zoon of dochter aangaan, is er nog hoop. Dit soort ouders kom ik gelukkig veel tegen. Je ziet ze genieten als zoon- of dochter plezier heeft achter het drumstel en stralen een groot vertrouwen uit naar hun kinderen, ook al doen de oren soms pijn. Het is een ontroerend soort vertrouwen waarvan ik hoop dat ik het ook kan opbrengen wanneer mijn dochter op een dag zegt dat ze op doedelzakles wil.

2 reacties